Het landschap van Nepal wordt gedomineerd door het hoogste gebergte ter wereld, de Himalaya, waarvan de hoogste bergketen het land grotendeels afgrendelt van Tibet met toppen zoals de Mount Everest - bij de Nepalezen bekend als Sagarmatha (8848 m), Manaslu (8156 m) en de Lhotse (8516 m).

Geografie van Nepal: Parallel aan de Himalaya loopt aan de zuidkant de Mahabharat, een bergketen met toppen tot boven de 3000 meter. Tussen deze twee ketens bevindt zich de Pahar, heuvelland dat wordt doorsneden door veel rivieren en enkele kleine, vlakke valleien, waaronder de Kathmanduvallei, het kloppend hart van Nepal, gelegen op zo’n 1500 meter. Ten zuiden van de Mahabharat ligt de jongste en laagste heuvelrug van Nepal, Sivalik genaamd, met toppen tot 1200 meter. Er tussenin liggen stukken laagvlakte, waar dichte jungle steeds verder plaats maakt voor rijstvelden. Voorbij deze heuvels gaat Nepal over in de Terai, een laagvlakte die onderdeel is van de Ganges laagvlakte van India.  

Afwisselend landschap in Nepal: Vanwege de grote hoogteverschillen bestaan er veel klimaatzones relatief dicht bij elkaar. Daardoor is er een grote variatie aan natuur. Er zijn grote gebieden waar ijs en sneeuw eeuwig heersen en zeldzame diersoorten zoals de sneeuwluipaard voorkomen. Maar daarnaast zijn er jungles en grasvlaktes waar het 's zomers 40° C kan worden en waar neushoorns en wilde buffels rondlopen. Daartussen vinden we naald- en rododendronbossen en alpenweiden waar wilde geiten zwerven. Slechts een vijfde deel van het land is in cultuur gebracht, vooral in de vorm van prachtige terrassen waar voornamelijk rijst wordt verbouwd.